Wie nog nooit één van de vele valleien is afgedaald aan de schitterende Albastenkust met haar geheime natuurlijke insnijdingen, kent Seine-Maritime nog niet.
We gaan op stap…

Voor ons, het huis van Jules. Er tegenover “Lin et l’autre”. Het landhuis van Jean Ago is op 500 meter afstand in vogelvlucht richting het oosten en de zee op dezelfde afstand, pal naar het westen.

Tegenover de Tearoom (erg lekker zegt men overigens) waar ook een Art Galerie is, trekt een klein weggetje uw aandacht. De zee is die kant op. Tussen de zee en uzelf ligt de kleine vallei van “Petit Ailly”, één van de drie valleien in Varengeville-sur-Mer. Een snelle blik naar links, een andere naar rechts en hup, u gaat de straat in “la rue de l’Aumône”.

Eerste indruk: de rust, enkel verstoord door het fluiten van de vogels en in de verte door een zaagmachine die de resten van de laatste stormbui wegwerken. Terloops kunt u een kijkje nemen in de winkel die veel genoegen verschaft aan de dames, tot wanhoop van de heren. “Lin et l’autre” is de kelder van Ali Baba voor de linnenglorie. Naast de linnen stoffen en kleren hebben knopen, draden, kralen en futiliteiten elke vierkante centimeter van de winkel gevuld met een grote kleurenovervloed. Het is mooi weer, heel mooi weer trouwens. Alles is aangenaam. Zelfs de geur van de stallen die uw neus prikkelt. Varengeville is dan nu wel een chique trekpleister, maar zij is bovenal een authentiek Normandisch dorpje!

De zee, recht vooruit

U loopt nu langzaam door. Een houten bord wijst “de zee”, “musée Michel Ciry”, deze gevoelige schilder heeft hier gewoond en gewerkt.

Wandelen is de beste (de enige?) vorm om een vallei te ontdekken en de intimiteit te beleven. In deze geologische “ongelukjes” die twee miljoen jaar geleden zijn ontstaan en sindsdien doorspoelt door het zachte regen water, gaan we geruisloos afdalen als we alleen zijn, of onszelf in kleine groepjes opsplitsen als we met meerderen zijn. De oude vissers en de rapers van de gladde ronde stenen hebben van deze hellingen hun werkpad gemaakt.
Vandaag zijn de valleien vooral een geluk voor de wandelaars die, net zoals ik, zich laten leiden door de eenvoudige natuurlijke schoonheid van de omgeving.

Aan beide kanten van het pad vormen de wallen waarop beukenbomen en hazelnootbomen groeien een hoge afbakening. De aarden wallen die begroeid zijn met mos en een plantaardige warboel, vormen een labyrint die het geheime hart van het dorp bepaalt. Een aantal mooie huizen komen we in de “Rue Grange de Conches” tegen. De zee is recht vooruit. Nog enkele stappen en dan staat u pal tegenover de open zee, die nog gedeeltelijk gemaskeerd wordt door bomen en de rondingen van de krijtrotsen.

Tunnel van bladeren

Het pad begint af te dalen. Aan beide kanten van het dal tekenen zich brede weiden af, met grote bomen. Enkele grote geknakte takken getuigen van de harde wind die hier langs de kust waait. Duiven vliegen in de heldere lucht. Geen auto’s. De verlaten sfeer overspoelt u. Een gevoel van welbehagen. Honden blaffen in de verte. Aan de rechterkant wil een laatste woning graag voor een Anglo-Normandisch landhuis doorgaan. En daar is het bos. Een ultiem schild om te wapenen tegen de wilde zee. Schreeuwende Vlaamse gaaien en merels vervangen het gekwetter van de mussen in de wanorde van gebogen takken. In het voorjaar is hier een schouwspel van de wilde narcissen een prachtig geel en wit geheel!

We komen langs een enorm grote boomstronk die is doorgehakt door de mens en versleten door de tijd. Een laatste bocht. Twee volle zonovergoten drinkbakken, en dan ineens, het geluid van de golvende zee. Het geruis is daar, heel zacht in je oren. We zijn verrast dat we opeens harder doorlopen. Het laatste deel van het pad is een volledig groene tunnel die overgaat in het strand. Rechts is het wandelpad GR naar Pourville. Om u heen zijn overal varens en wilde braamstruiken, als fonteinen, en hangen van boven uw hoofd naar beneden. U kunt de eerste glimp van de rots niet missen. In een zonnestraal weerkaatst hij haar gebroken wit krijt met gele aders. Aan de rechterkant, hogerop, is een gat in de rots en dat heeft regelmatig dienst gedaan als schuilplaats tegen de storm. Een bord vertelt u uit dat alleen vissers, kunstschilders en filmmakers hier toegang hebben met een gemotoriseerd voertuig.

De kleine wereld van het staken

Nu zien we de krijtrots in haar geheel, recht overeind tegenover de uitgestrektheid van de zee. In de kleur van het water en in het zachte dreunen van het Kanaal, voelen we nog de resten van de laatste storm. Op het zand zijn duizenden kleine kanaaltjes gegraven door het water. Het water sijpelt uit de rots, trekt sporen door het zand en verdwijnt richting de horizon. Het is laag water. De schoonheid is groots en ongerept. Vlakbij, rechts, ligt Pourville. Verderop ligt Dieppe. En daar, helemaal in de verte ligt Le Tréport, waar binnenkort de laatste krijtrotsen uit het zicht raken richting de Somme in Picardië. Onder uw voeten is een bed van mosselen. Bij springtij wordt deze lekkernij vlakbij de parkeerplaats verkocht. De vuurstenen die overgroeit zijn door algen vallen uit elkaar, zijn gebroken en afgeslepen. Groen van buiten, zwart van binnen. Een mooi leven met een fragiel evenwicht. We proberen niet teveel kapot te trappen. We huppelen als het ware. Is dit niet het ware geluk ?